Tuin & Oostdorp
Historie van de wijk Tuindorp
Tuindorp is een zeldzaam en gaaf voorbeeld van een door particulieren ontwikkeld bouwproject, ontwikkeld door Piet Boendermaker en zijn vader Cornelis.
De kunstverzamelaar Piet Boendermaker (1877-1947) heeft een toonaangevende rol gespeeld in de Bergense kunstwereld en was daarbij de belangrijkste stimulator van de Bergense School. Onder invloed van en in samenwerking met zijn vader (Cornelis Boendermaker), die groot geworden was in de onroerend goed handel, ontwikkelde hij nabij de oorspronkelijke buurtschap Oostdorp langs de Oude Bergerweg een klein complex van 92 woningen dat bekend is geworden onder de naam Tuindorp Oostbuurt.
Ontstaan en ontwikkeling
Bergen is in de eerste plaats bekend geworden als kunstenaarsgemeenschap.
Het dorp groeide aan het begin van de 20ste eeuw gestaag, wat een uitbreiding noodzakelijk maakte. In de jaren 1916-1917 ontstond de zogenoemde tuinstad Bergen-Binnen rond de Sparrenlaan, net als
Park Meerwijk (1917-1918), zeer bescheiden van afmetingen. Tuindorp Oostbuurt zou iets groter worden en ook meer het karakter van een arbeiderswijk krijgen. Het wijkje, niet veel meer dan zes straten, werd ontwikkeld door vader en zoon Boendermaker. De straatnamen refereerden aan in Bergen wonende en werkende kunstenaars van de Bergense School, waarvan Piet Boendermaker werk verzamelde.
Tussen 1922 en 1930 ontwikkelden zij het tuindorp in drie bouwfasen, in samenwerking met Arie
Klomp, de aannemer, die eveneens voor Piet Boendermaker de Kunstzaal aan de Oude Bergerweg heeft ontworpen en gebouwd. Vader Boendermaker nam, samen met Klomp, de eerste bouwfase in 1922 voor zijn rekening. Een tweede fase volgde in de jaren 1926-1927 (vader en zoon samen) en de laatste fase in 1929-1930 (idem).
Piet Boendermaker de Kunstzaal
Architectuur en aanleg
De huizen hebben in alle drie de periodes dezelfde rechthoekige plattegrondomtrek. In zijn algemeenheid zijn het terug gerooide twee-onder-een-kapwoningen. Net als de aandacht voor de voor- en achtertuinen en de groenaanleg van de openbare ruimte is dit typerend
voor het Nederlandse tuindorp in deze periode. Eveneens kenmerkend voor de aanleg van een tuindorp uit die tijd is het verschil tussen eenvoudiger en rijker uitgevoerde huizen, hier tot uitdrukking komend in de eerste en volgende bouwfases.
De huizen uit de eerste bouwperiode (1922) worden gekenmerkt door hoog opgetrokken geknikte schilddaken met dakkapellen en zijn gedekt met oranje holle pannen. Dit is het gebied M. Wiegmanweg – Kogendijk – Colnotweg – Tuindorpweg.
Door de knik in het schilddak ontstaat als het ware een extra bouwlaag, met als bijkomend voordeel dat in plaats van dure en schaarse baksteen, dakpannen gebruikt konden worden. De woningen uit de andere bouwfases hebben eenvoudige zadeldaken (al dan niet met wolfseinden) eveneens met oranje pannen en dakkapellen. In aanmerking nemend dat Klomp een niet theoretisch geschoold eigenbouwer was, is het des te opmerkelijker hoe doordacht het stratenpatroon met open ruimtes en zichtassen in elkaar steekt en hoe de bebouwing is ingepast in deze structuur.
De eenheid van het wijkje wordt versterkt door de eenvormigheid van de bebouwing en de met oranje gedekte kappen.
De woningen aan de zuidzijde van de Kogendijk zijn niet door de Boendermakers ontwikkeld, maar sluiten in typologie en karakter duidelijk aan bij het tuindopje. Deze woningen hebben gesmoorde pannen, dwarskappen, een andere plattegrond met uitbouw en een duidelijk andere detaillering.
Het tuindorp is sinds de bebouwing nauwelijks aangetast, noch in het stratenpatroon, noch in de afzonderlijke bebouwingseenheden.
Huidig ruimtelijk karakter
Het ruimtelijke karakter van Tuindorp Oostdorp wordt gekenmerkt door het groen van privétuinen en het groen langs de weg. De buurt heeft drie plantsoenen: een vierkant (Kogendijk), een rechthoek (Tuindorpweg) en een driehoek (Leo Gestelweg), verbonden door bomenrijen en grasbermen, groene zichtassen over de straten. Door de ruimte van de drie groene plantsoenen en de vrije, terug gerooide ligging van de huizen, ontstaat een open beeld, typerend voor het tuindorp. Een beeld dat versterkt wordt door de grote kavels van de woningen uit de eerste bouwperiode. De woningen zijn zo geplaatst, dat ook door de privéruinen, lange groenstroken waarneembaar zijn.
Tuindorp Oostdorp heeft door de kenmerkende bebouwing en het ruim aanwezige groen onmiskenbaar het karakter van een tuindorp uit de jaren 20 van de 2oste eeuw.
In 2003 is sprake geweest van een aanwijzing als beschermd dorpsgezicht, maar dit is afgewezen.
De eerste bewoners van Tuindorp
Tuindorp was toen (jaren 30) vooral een middenstandswijk. Veel inwoners hadden er hun bedrijfje, o.a. een petroliezaak, sigarenzaak, kapper, kruidenier, bakkerij en vishandel.
Piet Boendermaker en de Bergense School
Piet Boendermaker (1877 – 1947) was de oudste zoon van Cornelis Boendermaker (1850-1939) en Trijntje Meijer (1849-1885). Zijn vader was schildersbaas en vanaf ongeveer 1880 actief in onroerend goed in Amsterdam. Met deze activiteiten werd een aanzienlijk vermogen opgebouwd.
Piet woonde in Amsterdam en begon al vroeg met het aankopen van schilderijen, eerst van de schilders in Laren en omgeving. Vanaf 1908 begon hij zich te interesseren in de kunst uit de vroege 20e eeuw. Boendermaker kocht in de periode 1908-1915 veel schilderijen van Leo Gestel, Jan Sluijters, Kees Maks, Dirk Filarski, Arnout Colnot en Matthieu Wiegman. Daarmee verschafte hij deze schilders een min of meer constant inkomen.
Deze schilders hadden zich in deze periode gevestigd in Bergen, waar Boendermaker zijn vakanties doorbracht. Hij kocht in 1917 huize De Klomp aan de Loudelsweg en in het jaar daarop ging het gezin Boendermaker in Bergen wonen. In dat jaar werd huize De Klomp uitgebreid met een zaaltje, waar Boendermaker in ieder geval een deel van zijn groeiende collectie kunst kon opslaan. In 1917 telde de verzameling al meer dan 300 schilderijen. Huize De Klomp werd al spoedig een ontmoetingspunt voor leden van de Bergense School.
De collectie Boendermaker was rond 1928 gegroeid tot meer dan 2000 schilderijen. Het aan huize De Klomp aangebouwde zaaltje was dus veel te klein geworden. Daarom liet Piet Boendermaker met financiële steun van zijn vader een Kunstzaal bouwen midden in de tuin van huize De Klomp. Op 1 september 1928 werd Kunstzaal Boendermaker geopend.
De crisis in de jaren 30 raakte Boendermakers handel sterk. In 1932 moest Piet Boendermaker zijn kunstcollectie overdragen aan de Bank voor Onroerende Zaken in Amsterdam. De getaxeerde waarde van de 2364 stukken was f 632.350,-, maar de Kunstzaal en huize De Klomp bleven uit handen van de bank.
De gemeente Bergen ontwikkelde aanvankelijk plannen het complex huize De Klomp te verbouwen tot woningen, maar dit plan ging niet door. Wel werd Boendermakers tuin in 1958 verkocht. Er kwam een complex bejaardenwoningen voor in de plaats. In 1962 werd de Kunstzaal met bijbehorende woning verkocht aan de schilder/dichter Lucebert. Het straatje waar de Kunstzaal en de naastgelegen woningen aan liggen, heet nu Boendermakershof. In 2014 is er een woningencomplex om de Kunstzaal heen gebouwd, waarbij de modernistische bouwstijl van het oude gebouw als inspiratie diende.
De bank heeft pogingen gedaan om de collectie te verkopen, maar de Bergens School was uit de gratie geraakt. Eind jaren vijftig, na het overlijden van zijn vrouw Marie Boendermaker, wordt de rest van zijn collectie geveild. Stedelijk Museum Alkmaar weet dan veel topstukken te kopen en legt daarmee de basis voor zijn collectie Bergense School. Pas na 1970 herleefde de belangstelling voor de Bergense School.
Piet Boendermaker de Kunstzaal